WONEN IN ITALIË – Grand Tour

Om vier uur in de middag rijd ik na vijf weken afwezigheid mijn dorp weer binnen. Sara is net open, ik zie al een paar bekende auto's voor de winkel staan. Ik neem het weggetje naar boven, naar de Via Galliano. Daar zet ik de auto voor de voordeur.

Ik begin meteen mijn bagage naar binnen te dragen. De poezen zitten op de keukentafel, alsof ze me al verwachten. Toto begint tegen mijn benen aan te schuren en Pino huppelt door de keuken. Ik zucht en neem de vertrouwde ruimte in me op. Home sweet home!

Vijf weken geleden om zes uur 's morgens vertrok ik naar Nederland. In deze vijf weken heb ik in vier verschillende steden op zes verschillende adressen geslapen en vrienden, familieleden, oud-collega's, oud-medestudenten, voormalige buren en verpleegkundigen van m'n moeder ontmoet.

En het was overal leuk. Overal werd ik gastvrij ontvangen en waren er leuke plannetjes gemaakt. Ik zag vier films, bezocht museum Voorlinden, paleis Soestdijk, het Rijksmuseum, een gebouw van Rem Koolhaas en de tentoonstelling over Indonesië. En speciaal op mijn verzoek ging ik met Ben en Jan naar Volendam.

Volendam is zo vaak in het nieuws dat ik het nu wel eens met eigen ogen wilde zien. We aten er een broodje paling en liepen wat over de beroemde dijk. Het was precies zoals ik me had voorgesteld: Kneuterig en toeristisch.

Ik raakte ook nog flink geblesseerd. En hoe! Een slapstick is er niks bij. Ik had met een vriendin afgesproken bij een sjieke lunchroom aan de Beethovenstraat in Amsterdam. Ik zat op een bank tegen een muur. Toen ze er na een tijdje nog niet was, stuurde ik een appje. Ze belde vrij snel terug. Ik stond op om even naar buiten te lopen.

Zag te laat dat er pal naast me een brandblusapparaat aan de muur hing. Blijkbaar had ik het apparaat tijdens het opstaan aangeraakt want het begon opeens te spuiten. En net toen ik mijn eerste stap naar de uitgang zette, gleed ik uit over het schuim en schoof op billen en rug tussen de tafels door. Consternatie. Iedereen schoot toe maar ik stond na twee tellen alweer op m'n benen.

Ik moet erbij gelegen hebben als een gekantelde schildpad. Ik zag zelf het komische van de situatie in en vertelde het hele voorval uitgebreid aan de vriendin die even later toch nog kwam. Maar twee dagen later viel er weinig meer te lachen. Ik kon me 's nachts nauwelijks nog omdraaien van de pijn en als ik moest niesen of hoesten, bleef ik er bijna in.

Mijn gastheren van dat moment vingen me geweldig op. Marco maakte een warme kruik en gaf paracetemol. René nam me mee naar zijn fysiotherapeut. Er was natuurlijk niks aan de hand. De spieren hadden een oplawaai gehad en na enkele dagen kon ik gelukkig alweer hoesten.

Ik liep namelijk op één van m'n logeeradressen ook nog een verkoudheid op waardoor ik de laatste dagen hoestend en proestend doorbracht. Ik liep op het laatst echt op m'n tandvlees. Dat bleek ook wel toen ik tot verontwaardiging van ook weer lieve vrienden midden onder een aflevering van 'The Crown' in slaap viel.

Op Nieuwjaarsdag dronk ik koffie met verpleegkundigen van Sint Jan. Het was al de derde keer in deze vakantie en het ging beter. De eerste keer was ik erg verdrietig. Alles was zo gewoon, zoals altijd, maar mijn moeder was er niet meer. Nu kon ik rustig met ze praten. De gang waar mijn moeder ooit woonde, meed ik.

Een dag later stapte ik in de Panda en reed naar huis. Toen ik daar m'n spullen aan het uitpakken was, werd er op de deur geklopt: Silvana en Edoardo, mijn buren uit Genua. Ze hadden de auto zien staan en kwamen me een gelukkig nieuwjaar wensen. Ze werden gevolgd door Grazia, Guglio en Manuela. Grazia had ook nog een kerstpakket vol lekkers voor me.

Ik ben dus weer helemaal thuis.



  • De beslissing
  • Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.